Ergens vandaan, érgens vandaan, druipt die vervloekte melodie over haar stappen. Gejaagd kijkt Harri om zich heen. Nergens ziet ze beweging, nergens licht. En wie zou hier juist dát muziekstuk op hebben staan? Al lopende draait ze haar hoofd naar links, rechts. Het is alsof de muziek meedraait; alsof haar hoofd gedwongen is de maat te volgen. Alsof…
Alsof de muziek áchter haar is.
Altijd vlak achter haar.
Harri versnelt haar pas. Houdt haar adem in uit angst voor het versnellen van de melodie. Maar die vertraagt juist, wordt langzamer en dieper. Met elke stap die Harri zet, lijkt de melodie meer uitgeput te raken, lager en valser.
Plots weet ze het zeker. Ze móét bij haar auto zijn voordat de melodie stopt. Ze moet. Ze kan niet rennen op haar Jimmy Choos, maar ze heeft geen keus. Met snelle, wankele passen verkleint ze de afstand tot haar auto. Nog twintig meter, nog vijftien. Elke noot komt nu trager dan de vorige. Het lied kan elk moment stoppen.